Home / Hoofdstuk II / Sociale dialoog en betrokkenheid van werknemers

Principe 8

Sociale dialoog en betrokkenheid van werknemers

Sociale dialoog is een voorwaarde voor fatsoenlijk werk en eerlijke lonen, en het is een sleutelbeginsel van de Europese pijler van sociale rechten. In het kader van de uitvoering van het actieplan van de pijler onderstreept het EVV dat een effectieve sociale dialoog vereist dat de sociale partners over voldoende middelen en expertise beschikken om te onderhandelen over en uitvoering te geven aan overeenkomsten. Ondersteuning voor capaciteitsopbouw is essentieel, en voor het herstel van de ongekende COVID-19-crisis zijn sterke sociale partnerorganisaties nodig. Bovendien moeten de prerogatieven van de sociale dialoog voor beide zijden van de industrie behouden blijven, en dat betekent dat de Commissie voorrang moet geven aan raadplegingen van sociale partners boven openbare raadplegingen en moet garanderen dat vakbonden worden opgenomen als vertegenwoordigers van de arbeidsmarkt. Evenzo mag de dialoog met het maatschappelijk middenveld niet worden verward met de sociale dialoog; de dialoog met het maatschappelijk middenveld moet worden bevorderd, maar niet op een manier die de vakbonden of de bipartiete sociale dialoog ondermijnt. De sociale dialoog speelt een centrale rol bij het versterken van sociale rechten en het bevorderen van duurzame en inclusieve groei. Europese sociale partners spelen een rol bij het nastreven en uitvoeren van de Europese pijler van sociale rechten, in overeenstemming met hun autonomie en prerogatieven. Bovendien is het essentieel dat het actieplan de Europese sociale dialoog en de resultaten daarvan ondersteunt. Europese sociale partners kunnen bijdragen tot het vaststellen van minimumrechten en het versterken van de sociale dimensie van de eengemaakte markt door standpunten op EU-niveau, gezamenlijke analyse en, indien gewenst, ondertekening van autonome overeenkomsten die ook gericht zijn op het opzetten en functioneren van innovatieve EU-instrumenten en -wetgeving. De rol van de sociale dialoog in de vroege, tussentijdse en uitvoeringsfasen van beleids- en wetgevingsontwikkeling moet worden ontwikkeld tot een voorspelbaar en gegarandeerd proces en we hebben een garantie nodig van de prerogatieven van de vakbond als de sociale partner die de werknemers vertegenwoordigt.

Uit de EVV-index van vakbondsbetrokkenheid voor het EU-semester blijkt dat inspanningen die erop gericht zijn het recht voor sociale partners om bij het EU-semester te worden vastgelegd, geen resultaten opleveren. Het betreft vooral de nationale dimensie van het Europees Semester. Een Europese regel (mogelijk via een nieuwe richtlijn of via wijzigingen van Verordening 1466/1997) zou voor nationale regeringen de verplichting kunnen opleggen om de sociale partners te raadplegen bij de mijlpaal van het semester, samen met enkele kwaliteitscriteria zoals een gepaste timing, een passend niveau van dialoog, zinvolle toegang tot informatie en zorgen voor materiële en immateriële capaciteiten van sociale partners.

De betrokkenheid van werknemers bij besluitvormingsprocessen van bedrijven loopt gevaar door de mobiliteit van bedrijven binnen de interne markt. Er zijn aanwijzingen dat bedrijfsbeslissingen vaak worden genomen om de betrokkenheid van werknemers te vermijden. Gebreken in nationale wetten die EU-richtlijnen omzetten, en in het bijzonder de herschikte EOR-richtlijn, belemmeren bijvoorbeeld het recht op informatie en raadpleging. Sancties waarin nationale wetten voorzien, zijn zelden evenredig, doeltreffend en afschrikkend. Het recht op informatie en raadpleging staat de betrokkenheid en bescherming van werknemers niet toe. De EU-wetgeving moet leiden tot opwaartse convergentie in Europa.

Volgens principe 8 moet een pleidooi worden gehouden voor de recht van werknemers (onafhankelijk van de aard van hun arbeidsovereenkomst) om collectief te onderhandelen. Het recht op collectieve onderhandelingen is een grondrecht en wordt als zodanig erkend door de EU. De maatschappelijke voordelen die collectieve overeenkomsten met zich meebrengen in termen van eerlijkheid, een gelijk speelveld en sociale vooruitgang, zoals overeenkomsten voor atypische werknemers en werknemers in platformbedrijven (inclusief zelfstandigen), geacht worden volledig buiten de werkingssfeer van artikel 101 VWEU en de nationale mededingingsregels te vallen. Het EU-mededingingsrecht en de nationale mededingingsregels moeten worden geïnterpreteerd in het licht van de grondrechten, waarbij het recht op collectieve onderhandelingen voor alle werknemers, atypische werknemers en platformwerkers (inclusief zelfstandigen) wordt erkend.

Maatregelen om een ​​minimum aan rechten in de EU vast te stellen, een gelijk speelveld op de eengemaakte markt

  1. Versterkt kader voor de betrokkenheid van de sociale partners bij het EU-semester / herstelplannen, mogelijk via een wetgevingsinitiatief.
  2. Herziening van de EOR-richtlijn om ervoor te zorgen dat het recht van werknemers om te worden geïnformeerd en geraadpleegd voordat relevante beslissingen worden genomen, volledig wordt gerespecteerd
  3. Wetgevingsinitiatief inzake informatie, raadpleging en participatie, met inbegrip van wettelijk bindende minimumnormen voor de vertegenwoordiging op bestuursniveau van werknemers
  4. Ratificatie van de ILO-conventie voor werknemersvertegenwoordigers, 1971 (nr.135
  5. Een Europese richtlijn inzake due diligence, gericht op het respecteren, bevorderen en handhaven van mensenrechten en verantwoord zakendoen.

Acties gericht op het bewerkstelligen van opwaartse convergentie in levens- en arbeidsomstandigheden

  1. Investeer in de sociale dialoog om de sectoroverschrijdende en sectorale sociale dialoog op Europees niveau te verbeteren om de capaciteit van de sociale partners te ontwikkelen om met hun leden te onderhandelen en met hen in contact te komen, ook in een digitale omgeving.
  2. Zorg voor duidelijke, transparante en gegarandeerde regels, met de volledige betrokkenheid van de sociale partners, waarop kan worden vertrouwd als het gaat om de maatregelen die de Commissie zal nemen om sociale partnerovereenkomsten in bindende formulieren ter goedkeuring voor te leggen
  3. Respecteer de prerogatieven van vakbonden als de sociale partner die de werknemers vertegenwoordigt
  4. De sociale partners ondersteunen bij de uitvoering van autonome kaderovereenkomsten door middel van specifieke financiering die aan de overeenkomsten is gekoppeld
  5. Bied specifieke financiële steun aan sociale partners om de COVID-19-crisis het hoofd te bieden, zodat ze hun volledige rol in het herstel kunnen spelen.
  6. Het recht van werknemers om collectief te onderhandelen versterken door een einde te maken aan praktijken van vakbondsafbreking en door openbare aanbestedingsprocedures waarbij alleen contracten worden gegund aan bedrijven die een collectieve overeenkomst toepassen.
  7. Meer middelen in het MFK voor opleiding van werknemersvertegenwoordigende organen. Meer middelen beschikbaar stellen voor initiatieven ter ondersteuning van de oprichting en het correct functioneren van EOR's en andere transnationale organen voor informatie en raadpleging van werknemers.