Onderwijs, opleiding en levenslang leren

Onderwijs, opleiding en levenslang leren

Home / Hoofdstuk I / Onderwijs, opleiding en levenslang leren

Principe 1

Onderwijs, opleiding en levenslang leren

Ervoor zorgen dat kwaliteitsvol en inclusief onderwijs, opleiding en levenslang leren een recht en gelijkheid zijn die toegankelijk is voor alle lerenden en werknemers  is cruciaal. 52 miljoen volwassenen in Europa zijn laaggeschoold en in verschillende landen heeft een derde van de werknemers een zeer laag niveau van alfabetische en rekenvaardigheid. Bijscholing en omscholing van volwassenen in Europa is daarom een ​​sociale verantwoordelijkheid en werklozen en werknemers hebben effectieve ondersteuning op de arbeidsmarkt nodig  voor eerlijkere technologische en groene overgangen.

Gemeenschappelijke projecten van de sociale partners van de EU en een Gezamenlijke verklaring bewijs leveren dat de toegankelijkheid van de opleiding van werknemers enorm varieert binnen de eengemaakte markt, afhankelijk van de contractuele status, het geslacht en de sociaaleconomische achtergrond van de werknemers, en dat de opleidingsrechten verschillen afhankelijk van de verschillende grootte van bedrijven, bedrijfstakken en diensten, openbare en particuliere bedrijven, en de geografische gebieden in Europa.  Bij de toepassing van dit beginsel moet ook worden gekeken naar het wegnemen van discriminatie op basis van de arbeidsstatus en moet rekening worden gehouden met het effect dat het heeft op het bestrijden van ongelijkheid en het bevorderen van de integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt.

Het is essentieel om de implementatie van het eerste principe van de pijler met te ondersteunen duurzame overheidsinvesteringen in onderwijs en opleiding, wordt versterkt door het proces van het Europees semester en duidelijke doelstellingen binnen het sociale scorebord,  en door bedrijven die financiële verantwoordelijkheid nemen voor de opleiding van werknemers,  Het verband tussen ESF + en de implementatie van de EPSR is duidelijk. Een financiële toezegging alleen is echter niet voldoende. Bij de onderhandelingen voor het volgende MFK (2021-2027) is er een voorstel dat mogelijk zou leiden tot een dubbele bezuiniging op de uitgaven door het Europees Sociaal Fonds + (ESF +), als gevolg van het schrappen van het bestaande minimumaandeel van 23.1% in de financiering van het cohesiebeleid dat moet door de lidstaten worden besteed aan ESF + -projecten. ESF + moet zodanig worden gebruikt dat alle werknemers, op alle vaardigheidsniveaus, kunnen profiteren van hoogwaardige, inclusieve opleiding van werknemers en betaald educatief verlof dat leidt tot kwalificaties.

Elke EU-lidstaat zou dat moeten doen de toegang tot en het recht op onderwijs- en opleidingsvoorzieningen garanderen voor alle leeftijdsleerlingen en landen waar dat recht niet wordt geboden, moeten maatregelen nemen in een effectieve sociale dialoog met de sociale partners om het eerste beginsel toe te passen. De acties van de lidstaten moeten erop gericht zijn het vermogen van werknemers om toegang te krijgen tot hoogwaardige en inclusieve opleidingen met betrekking tot professionele en basisvaardigheden en sleutelcompetenties, met inbegrip van digitale vaardigheden, gedurende hun hele werkzame leven te verbeteren.​ Uit de beste praktijken blijkt de meerwaarde van vakbonden bij het ontwerpen van een op rechten gebaseerde benadering van opleiding en bijscholing van werknemers, ongeacht de arbeidsstatus en rekening houdend met genderperspectieven.

Een initiatief op EU-niveau om "individuele leerrekeningen" op te zetten voor mensen in de werkende leeftijd kan een van de instrumenten zijn om deze rechten te waarborgen en kan een goede oplossing bieden voor de overdraagbaarheid van opleidingsrechten. Aangezien het onderwerp echter gevolgen heeft voor de arbeidsomstandigheden en collectieve onderhandelingen in veel lidstaten, mag de Europese Commissie niet verder gaan met het opstellen van een voorstel zonder de sociale partners bij het proces te hebben betrokken. Elk initiatief moet individuele toegang tot opleiding combineren met collectieve rechten om ervoor te zorgen dat individuele opleidingsrekeningen onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en autoriteiten vallen, in overeenstemming met de nationale praktijken. Een initiatief op EU-niveau moet minimumnormen vaststellen met volledige eerbiediging van de nationale opleidingsstelsels en de rol van de sociale partners, en met volledige eerbiediging van de bestaande collectieve overeenkomsten en nationale praktijken in de sector. Sociale bescherming kan ingrijpen om financiering voor Principe 1 vast te stellen, maar het moet hand in hand gaan met meer bescherming op het werk, inclusief een betere bescherming tegen (collectief) ontslag. Anders zouden werkgevers gestimuleerd worden om voor ontslag te kiezen in plaats van te investeren in hun eigen personeel om samen de transitie door te komen.

Acties die een minimum aan rechten instellen

  1. EU-initiatief voor het opzetten van individuele leerrekeningen voor mensen in de werkende leeftijd
  2. Aanbeveling om het recht te vestigen op opleiding die leidt tot kwalificaties en validering / erkenning van vaardigheden en competenties.
  3. Follow-up van de uitvoering van de aanbeveling van de Raad betreffende een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen
  4. Stagemaatregelen om werkgevers te verplichten om bij aanvang van de stage een stagecontract te ondertekenen.
  5. Bevordering van collectieve onderhandelingen om de financiële bijdragen van werkgevers vast te stellen voor het recht van werknemers op opleiding en betaald educatief verlof.

Acties die leiden tot opwaartse convergentie van levens- en arbeidsomstandigheden

  1. Controleer en meet de toegang van werknemers tot opleiding om een ​​minimumaantal dagen per werknemer te behalen en de investering van de werkgevers in de opleidingen van hun werknemers.
  2. Voldoende EU-middelen om de ontwikkeling van vaardigheden en een leven lang leren te ondersteunen.
  3. Monitoringindicatoren: de investeringen van bedrijven per werknemer in vergelijking met de loonaggregaten voor beroepsopleidingen die beschikbaar zijn voor werknemers.
  4. Overheidssteun verlenen aan vakbonden om werknemers op bedrijfsniveau informatie te verstrekken over opleidingsmogelijkheden
  5. Bied effectieve ondersteuning aan laaggeschoolde werknemers om toegang te krijgen tot opleidingen over sleutelcompetenties, basisvaardigheden en professionele vaardigheden.

Geslachtsgelijkheid

Geslachtsgelijkheid

Home / Hoofdstuk I / Geslachtsgelijkheid

Principe 2

Geslachtsgelijkheid

De ongelijkheden op het gebied van werkgelegenheid nemen niet af en er blijven grote verschillen tussen de lidstaten bestaan. Geaggregeerde verbeteringen van de ongelijkheden op het gebied van werkgelegenheid gaan gepaard met toenemende divergentie in loon- en pensioenkloven tussen mannen en vrouwen. Monitoring van Eurostat en SDG toont de nadelen aan die vrouwen ervaren als zij de zorglast binnen het huishouden dragen. Terwijl vrouwen betere resultaten behalen in het onderwijs, is hun professionele loopbaan minder succesvol dan die van mannen. Vrouwen domineren in cruciale sectoren van de economie, zoals onderwijs, zorg, dienstverlening en detailhandel, maar toch wordt hun werk minder gewaardeerd dan dat van mannen, zowel binnen dezelfde sector als tussen sectoren heen. Populistische krachten brengen de vooruitgang die de Europese samenleving de afgelopen decennia heeft geboekt in gevaar. Dit zou de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt in gevaar kunnen brengen (al behoorlijk ongelijk verdeeld over de EU) en zijn tol eisen van de potentiële groei in de EU.

Het doel van de EU is om bereiken van volledige gendergelijkheid, volledige gelijkheid in beloning voor gelijk werk en werk van gelijke waarde, en een gelijke verdeling van professionele en gezinsverantwoordelijkheden tussen mannen en vrouwen.

Tegen deze achtergrond pleit het EVV voor een wetgevingsinitiatief ter bestrijding van beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen die de tekortkomingen in het huidige EU-acquis zouden oplossen. Het EVV eist juridisch bindende maatregelen voor loontransparantie die leiden tot convergentie van de wetgeving tussen de lidstaten  de loonkloof tussen mannen en vrouwen beter aanpakken.

Het EVV eist ook een substantiële richtlijn die de vertegenwoordiging van vrouwen met alle achtergronden in zowel uitvoerende als niet-uitvoerende raden van bestuur garandeert, in een bindend quotum van 40%.

Het is ook raadzaam om een Gids voor de implementatie van de richtlijn inzake het evenwicht tussen werk en privé​ Een dergelijke gids moet de omzetting van de EU-richtlijn aanmoedigen door middel van interprofessionele overeenkomsten op een manier die de tijd tussen de goedkeuring van de richtlijn en de latere toepassing ervan zou verkorten.

Op basis van de Agenda 2030 - en de SDG's met betrekking tot armoede, gendergelijkheid en fatsoenlijk werk - moet het Europees Semester toezicht houden op en investeringen in het evenwicht tussen werk en privé ondersteunen, de genderkloof opvullen met betrekking tot het aantal verloren werkdagen als gevolg van gezinszorg en focussen op het verkleinen van de genderkloof in het pensioeninkomen​ Aanbevelingen voor de eurozone en landspecifieke richtsnoeren moeten de optimale voorwaarden scheppen voor publieke investeringen in betaalbare en hoogwaardige kinderopvangvoorzieningen.

Maatregelen om een ​​minimum aan rechten in de EU vast te stellen, een gelijk speelveld op de eengemaakte markt

  1. Richtlijn inzake loontransparantie tussen mannen en vrouwen - gelijk loon voor gelijk werk en gelijkwaardig werk
  2. Implementatie van de richtlijn inzake het evenwicht tussen werk en privéleven
  3. Juridische initiatieven om gendergelijkheid en diversiteit in raden van bestuur te waarborgen (bijv. Goedkeuring van de richtlijn vrouwen in raden van commissarissen).
  4. Gebruikmakend van gendergebaseerde gegevens en een gendergelijkheidsindex, en evaluatie van de beleidsimpact vanuit een gendersensitief perspectief.
  5. Steun de toetreding van de EU tot het Verdrag van Istanbul ter bestrijding van geweld tegen vrouwen + ratificatie en uitvoering van IAO-verdrag nr. 190

Acties gericht op het bewerkstelligen van opwaartse convergentie in levens- en arbeidsomstandigheden

  1. Onevenwichtigheden in pensioeninkomen aanpakken en verhelpen.
  2. Met betrekking tot SDG's 5 en 8: nieuwe benchmarks creëren voor de balans tussen werk en privé. Bevordering van vrouwen naar hoge leidinggevende posities in ondernemingen.
  3. Binnen het semester, gebruikmakend van de gendergelijkheidsindex. Evaluatie van de uitvoering van CSR's vanuit een gendergevoelig perspectief.
  4. Gendersegregatie op de arbeidsmarkt beperken door ervaringen uit te wisselen met communicatiestrategieën om genderstereotypen in onderwijs en opleiding te overwinnen.

gelijke kansen

gelijke kansen

Home / Hoofdstuk I / Gelijke kansen

Principe 3

gelijke kansen

Toegang tot kansen hangt vaker wel dan niet af van de specifieke groep waartoe een werknemer behoort. Het doel is om een ​​beleid in te voeren dat gericht is op het uitbannen van discriminatie (ex post) en proactief beleid dat gelijke kansen biedt (ex ante). Door de bescherming op de werkplek te verminderen, neemt de discriminatie op het werk toe. Maatregelen die de sancties tegen oneerlijk ontslag verzachten, de macht van vakbonden (of ondernemingsraden) op de werkplek verminderen of niet-standaard arbeidscontracten verspreiden, verzwakken het huidige acquis inzake antidiscriminatie dat voorziet in strikte sanctiesystemen.

Uitsluiting van de arbeidsmarkt of het ondermaats presteren van specifieke groepen brengt de economische en sociale stabiliteit in gevaar. Discriminatie daarom moet vooral worden gecontroleerd en gerapporteerd LGBTQI *, waarvoor er lacunes zijn op het gebied van bescherming in de nationale wetgeving. Gelijke kansen moeten worden bevorderd met behulp van economische prestatie-indicatoren. Rechtsmiddelen moeten komen van een versterkt wettelijk kader. Ze moeten discriminerende praktijken op arbeidsplatforms verwijderen. Dergelijke praktijken kunnen worden afgeschrikt als gevolg van vakbondstoezicht. Vakbonden hebben dergelijke tendensen al aan de kaak gesteld, voornamelijk in de context van het discrimineren van werknemers met betrekking tot hun toegang tot "optredens" nadat ze enige vorm van collectieve actie hebben ondernomen. Collectieve onderhandelingen wijzen de weg voor een betere bescherming van LGBTQI * op de werkplek.

Een horizontale richtlijn inzake non-discriminatie is wellicht geschikter, ook al heeft de Raad tot dusver geen consensus bereikt. Gelijke kansen moeten ook worden toegekend aan asielzoekers, die momenteel zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de antidiscriminatierichtlijnen​ Van bijzonder belang is het gebruik van materiële en immateriële middelen om het publieke discours tegen xenofobie en racisme te versterken.

De sociale partners kunnen, gezamenlijk of eenzijdig, instrumenten ontwikkelen om discriminatie te herkennen, voorkomen en bestraffen, terwijl ze zich richten op actieve maatregelen voor kansarme groepen. Ze kunnen een nauwere samenwerking tot stand brengen met nationale organen voor gelijke behandeling en voortbouwen op de ontwikkelingen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA).

Maatregelen om een ​​minimum aan rechten in de EU vast te stellen, een gelijk speelveld op de eengemaakte markt

  1. Horizontale richtlijn inzake non-discriminatie die discriminatie erkent, voorkomt en bestraft.
  2. Afwijkingen in de bestaande antidiscriminatierichtlijn voor onderdanen van derde landen die bescherming zoeken, schrappen.
  3. Aankomende aanbeveling van de Raad over gelijkheid, inclusie en participatie van Roma.
  4. Aankomende nieuwe EU-strategie inzake handicaps.

Acties gericht op het bewerkstelligen van opwaartse convergentie in levens- en arbeidsomstandigheden

  1. Vakbondsinstrumentarium om discriminatie te erkennen, voorkomen en bestraffen; organen voor gelijke behandeling ondersteunen en voortbouwen op onderzoek en resultaten van het FRA.
  2. Innovatieve communicatiestrategie en campagnes tegen vreemdelingenhaat
  3. Verbanden benadrukken tussen vakbondsrechten, arbeidswetgeving en gelijkheid en non-discriminatie, uitgaande van collectieve onderhandelingspraktijken.

Actieve ondersteuning van werkgelegenheid

Actieve ondersteuning van werkgelegenheid

Home / Hoofdstuk I / Actieve ondersteuning van werkgelegenheid

Principe 4

Actieve ondersteuning van werkgelegenheid

Ervoor zorgen dat kwaliteitsvol en inclusief onderwijs, opleiding en levenslang leren een recht en gelijkheid zijn die toegankelijk is voor alle lerenden en werknemers  is cruciaal. 52 miljoen volwassenen in Europa zijn laaggeschoold en in verschillende landen heeft een derde van de werknemers een zeer laag niveau van alfabetische en rekenvaardigheid. Bijscholing en omscholing van volwassenen in Europa is daarom een ​​sociale verantwoordelijkheid en werklozen en werknemers hebben effectieve ondersteuning op de arbeidsmarkt nodig  voor eerlijkere technologische en groene overgangen.

Gemeenschappelijke projecten van de sociale partners van de EU en een Gezamenlijke verklaring bewijs leveren dat de toegankelijkheid van de opleiding van werknemers enorm varieert binnen de eengemaakte markt, afhankelijk van de contractuele status, het geslacht en de sociaaleconomische achtergrond van de werknemers, en dat de opleidingsrechten verschillen afhankelijk van de verschillende grootte van bedrijven, bedrijfstakken en diensten, openbare en particuliere bedrijven, en de geografische gebieden in Europa.  Bij de toepassing van dit beginsel moet ook worden gekeken naar het wegnemen van discriminatie op basis van de arbeidsstatus en moet rekening worden gehouden met het effect dat het heeft op het bestrijden van ongelijkheid en het bevorderen van de integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt.

Het is essentieel om de implementatie van het eerste principe van de pijler met te ondersteunen duurzame overheidsinvesteringen in onderwijs en opleiding, wordt versterkt door het proces van het Europees semester en duidelijke doelstellingen binnen het sociale scorebord,  en door bedrijven die financiële verantwoordelijkheid nemen voor de opleiding van werknemers,  Het verband tussen ESF + en de implementatie van de EPSR is duidelijk. Een financiële toezegging alleen is echter niet voldoende. Bij de onderhandelingen voor het volgende MFK (2021-2027) is er een voorstel dat mogelijk zou leiden tot een dubbele bezuiniging op de uitgaven door het Europees Sociaal Fonds + (ESF +), als gevolg van het schrappen van het bestaande minimumaandeel van 23.1% in de financiering van het cohesiebeleid dat moet door de lidstaten worden besteed aan ESF + -projecten. ESF + moet zodanig worden gebruikt dat alle werknemers, op alle vaardigheidsniveaus, kunnen profiteren van hoogwaardige, inclusieve opleiding van werknemers en betaald educatief verlof dat leidt tot kwalificaties.

Elke EU-lidstaat zou dat moeten doen de toegang tot en het recht op onderwijs- en opleidingsvoorzieningen garanderen voor alle leeftijdsleerlingen en landen waar dat recht niet wordt geboden, moeten maatregelen nemen in een effectieve sociale dialoog met de sociale partners om het eerste beginsel toe te passen. De acties van de lidstaten moeten erop gericht zijn het vermogen van werknemers om toegang te krijgen tot hoogwaardige en inclusieve opleidingen met betrekking tot professionele en basisvaardigheden en sleutelcompetenties, met inbegrip van digitale vaardigheden, gedurende hun hele werkzame leven te verbeteren.​ Uit de beste praktijken blijkt de meerwaarde van vakbonden bij het ontwerpen van een op rechten gebaseerde benadering van opleiding en bijscholing van werknemers, ongeacht de arbeidsstatus en rekening houdend met genderperspectieven.

Een initiatief op EU-niveau om "individuele leerrekeningen" op te zetten voor mensen in de werkende leeftijd kan een van de instrumenten zijn om deze rechten te waarborgen en kan een goede oplossing bieden voor de overdraagbaarheid van opleidingsrechten. Aangezien het onderwerp echter gevolgen heeft voor de arbeidsomstandigheden en collectieve onderhandelingen in veel lidstaten, mag de Europese Commissie niet verder gaan met het opstellen van een voorstel zonder de sociale partners bij het proces te hebben betrokken. Elk initiatief moet individuele toegang tot opleiding combineren met collectieve rechten om ervoor te zorgen dat individuele opleidingsrekeningen onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en autoriteiten vallen, in overeenstemming met de nationale praktijken. Een initiatief op EU-niveau moet minimumnormen vaststellen met volledige eerbiediging van de nationale opleidingsstelsels en de rol van de sociale partners, en met volledige eerbiediging van de bestaande collectieve overeenkomsten en nationale praktijken in de sector. Sociale bescherming kan ingrijpen om financiering voor Principe 1 vast te stellen, maar het moet hand in hand gaan met meer bescherming op het werk, inclusief een betere bescherming tegen (collectief) ontslag. Anders zouden werkgevers gestimuleerd worden om voor ontslag te kiezen in plaats van te investeren in hun eigen personeel om samen de transitie door te komen.

Acties die een minimum aan rechten instellen

  1. 1. EU-initiatief voor het opzetten van individuele leerrekeningen voor mensen in de werkende leeftijd
  2. Aanbeveling om het recht te vestigen op opleiding die leidt tot kwalificaties en validering / erkenning van vaardigheden en competenties.
  3. Follow-up van de uitvoering van de aanbeveling van de Raad betreffende een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen
  4. Stagemaatregelen om werkgevers te verplichten om bij aanvang van de stage een stagecontract te ondertekenen.
  5. Bevordering van collectieve onderhandelingen om de financiële bijdragen van werkgevers vast te stellen voor het recht van werknemers op opleiding en betaald educatief verlof.

Acties die leiden tot opwaartse convergentie van levens- en arbeidsomstandigheden

  1. Controleer en meet de toegang van werknemers tot opleiding om een ​​minimumaantal dagen per werknemer te behalen en de investering van de werkgevers in de opleidingen van hun werknemers.
  2. Voldoende EU-middelen om de ontwikkeling van vaardigheden en een leven lang leren te ondersteunen.
  3. Monitoringindicatoren: de investeringen van bedrijven per werknemer in vergelijking met de loonaggregaten voor beroepsopleidingen die beschikbaar zijn voor werknemers.
  4. Overheidssteun verlenen aan vakbonden om werknemers op bedrijfsniveau informatie te verstrekken over opleidingsmogelijkheden
  5. Bied effectieve ondersteuning aan laaggeschoolde werknemers om toegang te krijgen tot opleidingen over sleutelcompetenties, basisvaardigheden en professionele vaardigheden.

Veilige en flexibele werkgelegenheid

Veilige en flexibele werkgelegenheid

Home / Hoofdstuk II / Veilige en flexibele werkgelegenheid

Principe 5

Veilige en flexibele werkgelegenheid

De arbeidsmarkt in Europa onderging een enorme verslechtering in de eerste helft van 2020, dit is een initiatief van de Covid-19 pandemie en de maatregelen die zijn genomen om de besmetting te voorkomen. Werknemers met onstabiele, laagbetaalde en / of deeltijdbanen (inclusief ongedocumenteerde en zwartwerkers) waren de eersten die de sociale gevolgen van de pandemie leden.

De dramatische toename van niet-standaard en onzeker werk in de afgelopen decennia is een direct gevolg van een bedrijfsmodel dat de risico's van de werkgever naar de werknemer verschuift. De overgang naar arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd is beperkt omdat belastingen en wetgeving een negatieve economische voorkeur hebben voor standaard vormen van werk. De indicatoren laten inderdaad geen convergentie of verbetering zien op EU-niveau met betrekking tot de kwaliteit van het werk. Het is tijd om een reeks indicatoren die de kwaliteit van banen meten als een onderafdeling van het sociale scorebord. Bij het meten van baankwaliteit kan een dashboard kijken naar de volgende elementen: fatsoenlijke lonen; werkzekerheid via standaardarbeid en toegang tot sociale bescherming; mogelijkheden voor levenslang leren; fatsoenlijke arbeidsomstandigheden op veilige en gezonde werkplekken; redelijke werktijden met een goede balans tussen werk en privé; en vakbondsvertegenwoordiging en onderhandelingsrechten (zie ook P4). In de context van de Covid-19-crisis moet te allen tijde een afweging worden vermeden tussen het stimuleren van de economische activiteit enerzijds en het creëren van hoogwaardige banen anderzijds.

Platformmedewerkers hebben voedsel en goederen afgeleverd bij mensen in quarantaine of geïnfecteerd door het virus. De wereldwijde pandemie heeft aangetoond dat atypische werknemers dezelfde wettelijke bescherming moeten hebben als werknemers met reguliere wettelijke contracten, met toegang tot preventieve gezondheid en veiligheid, sociale bescherming en alle andere arbeidsrechten. Met volledige eerbiediging van de nationale arbeidsmarktmodellen en de autonomie van de nationale sociale partners en hun recht om collectieve overeenkomsten te sluiten, zal dit gebeuren via initiatieven gericht op het vaststellen en waarborgen van een alomvattende reeks rechten voor alle werknemers, met inbegrip van ongedocumenteerde, niet-aangegeven, atypische en zelfstandige werknemers, zodat onzekere werknemers meer macht hebben om te onderhandelen over arbeidsvoorwaarden die aan hun behoeften voldoen.

Het wetgevingskader moet worden verbeterd en zorgen voor een gecoördineerde omzetting van het Transparante en voorspelbare arbeidsomstandighedenrichtlijn (TPWCD)​ Een dergelijke gecoördineerde inspanning zou de hoeveelheid tijd die nodig is voor omzetting moeten verminderen door het gebruik van interprofessionele overeenkomsten van nationale sociale partners.

Stappen naar het verminderen van de versnippering van de arbeidsmarkt zal het gevolg zijn van de uitvoering van en het toezicht op de uitvoering van de EU-aanbeveling inzake toegang tot sociale bescherming (zie ook P13). In het bijzonder zal het sociale scorebord discriminatie op basis van de arbeidsstatus volgen (momenteel wordt discriminatie vastgesteld op basis van leeftijd, geslacht en opleidingsniveau).

Maatregelen om een ​​minimum aan rechten in de EU vast te stellen, een gelijk speelveld op de eengemaakte markt

  1. Het recht op eerlijke en gelijke toegang tot opleiding invoeren voor alle werknemers, ongeacht hun werk, immigratiestatus en kwalificatieniveau, in het initiatief inzake toegang tot opleiding (zoals in beginsel 1).
  2. Houd toezicht op de uitvoering van de aanbeveling inzake toegang tot sociale bescherming en besluit over vier jaar of een richtlijn effectiever zou zijn.
  3. Zorg voor een effectieve implementatie van de transparante en voorspelbare arbeidsomstandigheden (TPWCD).
  4. Aankomende EU-verordening over atypische werknemers en werknemers in platformbedrijven.
  5. Komend Europees actieplan voor integratie en inclusie
  6. Zorgen voor effectieve implementatie van de richtlijn sancties tegen werkgevers

Acties gericht op het bewerkstelligen van opwaartse convergentie in levens- en arbeidsomstandigheden

  1. EU-programma voor hoogwaardige werkgelegenheid: toezicht op de effecten van de segmentering van de arbeidsmarkt en meet de voortgang naar veilige en flexibele werkgelegenheid, activeringsmaatregelen en het wegwerken van hiaten op basis van beroepsstatus.
  2. Beoordeling van het nationale en EU-acquis in het licht van nieuwe vormen van werk en voorbereiding op de toekomst van werk: arbeidsgarantie, bescherming tegen onredelijk ontslag, recht op voltijds werk, de soevereiniteit van werknemers over de arbeidstijd.