Toegang tot diensten essentiels
Principe 20
Toegang tot diensten essentiels
Ervoor zorgen dat kwaliteitsvol en inclusief onderwijs, opleiding en levenslang leren een recht en gelijkheid zijn die toegankelijk is voor alle lerenden en werknemers is cruciaal. 52 miljoen volwassenen in Europa zijn laaggeschoold en in verschillende landen heeft een derde van de werknemers een zeer laag niveau van alfabetische en rekenvaardigheid. Bijscholing en omscholing van volwassenen in Europa is daarom een sociale verantwoordelijkheid en werklozen en werknemers hebben effectieve ondersteuning op de arbeidsmarkt nodig voor eerlijkere technologische en groene overgangen.
Gemeenschappelijke projecten van de sociale partners van de EU en een Gezamenlijke verklaring bewijs leveren dat de toegankelijkheid van de opleiding van werknemers enorm varieert binnen de eengemaakte markt, afhankelijk van de contractuele status, het geslacht en de sociaaleconomische achtergrond van de werknemers, en dat de opleidingsrechten verschillen afhankelijk van de verschillende grootte van bedrijven, bedrijfstakken en diensten, openbare en particuliere bedrijven, en de geografische gebieden in Europa. Bij de toepassing van dit beginsel moet ook worden gekeken naar het wegnemen van discriminatie op basis van de arbeidsstatus en moet rekening worden gehouden met het effect dat het heeft op het bestrijden van ongelijkheid en het bevorderen van de integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt.
Het is essentieel om de implementatie van het eerste principe van de pijler met te ondersteunen duurzame overheidsinvesteringen in onderwijs en opleiding, wordt versterkt door het proces van het Europees semester en duidelijke doelstellingen binnen het sociale scorebord, en door bedrijven die financiële verantwoordelijkheid nemen voor de opleiding van werknemers, Het verband tussen ESF + en de implementatie van de EPSR is duidelijk. Een financiële toezegging alleen is echter niet voldoende. Bij de onderhandelingen voor het volgende MFK (2021-2027) is er een voorstel dat mogelijk zou leiden tot een dubbele bezuiniging op de uitgaven door het Europees Sociaal Fonds + (ESF +), als gevolg van het schrappen van het bestaande minimumaandeel van 23.1% in de financiering van het cohesiebeleid dat moet door de lidstaten worden besteed aan ESF + -projecten. ESF + moet zodanig worden gebruikt dat alle werknemers, op alle vaardigheidsniveaus, kunnen profiteren van hoogwaardige, inclusieve opleiding van werknemers en betaald educatief verlof dat leidt tot kwalificaties.
Elke EU-lidstaat zou dat moeten doen de toegang tot en het recht op onderwijs- en opleidingsvoorzieningen garanderen voor alle leeftijdsleerlingen en landen waar dat recht niet wordt geboden, moeten maatregelen nemen in een effectieve sociale dialoog met de sociale partners om het eerste beginsel toe te passen. De acties van de lidstaten moeten erop gericht zijn het vermogen van werknemers om toegang te krijgen tot hoogwaardige en inclusieve opleidingen met betrekking tot professionele en basisvaardigheden en sleutelcompetenties, met inbegrip van digitale vaardigheden, gedurende hun hele werkzame leven te verbeteren. Uit de beste praktijken blijkt de meerwaarde van vakbonden bij het ontwerpen van een op rechten gebaseerde benadering van opleiding en bijscholing van werknemers, ongeacht de arbeidsstatus en rekening houdend met genderperspectieven.
Een initiatief op EU-niveau om "individuele leerrekeningen" op te zetten voor mensen in de werkende leeftijd kan een van de instrumenten zijn om deze rechten te waarborgen en kan een goede oplossing bieden voor de overdraagbaarheid van opleidingsrechten. Aangezien het onderwerp echter gevolgen heeft voor de arbeidsomstandigheden en collectieve onderhandelingen in veel lidstaten, mag de Europese Commissie niet verder gaan met het opstellen van een voorstel zonder de sociale partners bij het proces te hebben betrokken. Elk initiatief moet individuele toegang tot opleiding combineren met collectieve rechten om ervoor te zorgen dat individuele opleidingsrekeningen onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en autoriteiten vallen, in overeenstemming met de nationale praktijken. Een initiatief op EU-niveau moet minimumnormen vaststellen met volledige eerbiediging van de nationale opleidingsstelsels en de rol van de sociale partners, en met volledige eerbiediging van de bestaande collectieve overeenkomsten en nationale praktijken in de sector. Sociale bescherming kan ingrijpen om financiering voor Principe 1 vast te stellen, maar het moet hand in hand gaan met meer bescherming op het werk, inclusief een betere bescherming tegen (collectief) ontslag. Anders zouden werkgevers gestimuleerd worden om voor ontslag te kiezen in plaats van te investeren in hun eigen personeel om samen de transitie door te komen.
Acties ten aanzien van een fixer tot een minimum van het europese niveau
-
De levensvatbaarheid van de juridische instrumenten van de UE relatifs aux services publics op de basis van het artikel 14 van de Traité pour développer un cadre réglementaire for the prestataires de services publics.
-
Integere le Principe 19 in de richtlijnen van européennes op de acces en de voorwaarden voor het betalen van ressortissants de pays tiers pour raisons d'emploi.
Maatregelen die zijn gericht op een bepaalde mate van convergentie, stijgen naar de voorwaarden van het leven en de travail
-
Voir également le plan d'action anti-pauvreté. Het is ook een van de doelgroepen van investeringspublieken op de sociale logement.
-
Ontwerpen van recensenten voor openbare diensten in het kader van de stabiliteit en de geldigheid van de financiële instellingen voor openbare diensten, openbare instellingen en hoge kwaliteiten (bijv. Biais de la «règle d'or») ).
-
De garantie op een niet-logement.
-
Initiatieven voor initiatieven voor openbare diensten en voor grote delen van initiatieven in de sector van de européennes pertinentes.
recente commentaar